Items en hun verhaal

In het museum zijn diverse bijzonder voorwerpen te vinden. Hier volgen een aantal verhalen bij de diverse items in het museum.....

  
     

Een souvenir met een verhaal

 

Jaren geleden heb ik op een rommelmarkt een vliegtuigje (Fokker G1 Jachtkruizer) op een zuiger gekocht met het opschrift mei 1940.

 

 Voor mij was het jaren onduidelijk wat het verhaal achter dit voorwerp is. Tot ik vorig jaar exemplaren kreeg van het tijdschrift Vliegwereld. Bij het doornemen kwam ik af en toe artikelen tegen waarin het ging over dit vliegtuigje.

 

Naast de G1 op de zuiger als asbakje, zijn er ook een klokjes gemaakt, fotostandaards en boekensteunen.

 

In de Vliegwereld van 15 november 1941 werd reclame gemaakt voor het asbakje als Sinterklaas- of Kerstcadeau.

 

In 1942 was er een nieuwjaarsprijsvraag waar 10 eerste prijzen in de vorm van de G1 asbak beschikbaar werden gesteld.

 

Meneer F Krouwel uit Goor waarvan enkele exemplaren van Vliegwereld in mijn bezit zijn, heeft de 1e prijs gewonnen na inzenden van de oplossing van de Nieuwjaarsprijsvraag van 1942.

 

Naast de G1 zijn er diverse andere modellen gemaakt.

 

In 1943 was er weer een nieuwjaarsprijsvraag waar 5 eerste prijzen in de vorm van de G1 boekensteunen en 5 tweede prijzen als G1 asbakken.

 

In 1943 geef prijzen voor meneer  F Krouwels uit Goor….


Vliegwereld 1 juli 1941




Vliegwereld 15 februari 1942



Vliegwereld 15 februari 1942

 


 








Vliegwereld 15 maart 1941



Vliegwereld 15 november 1941



Vliegwereld 1 januari 1942



Vliegwereld 1 januari 1942



Vliegwereld 15 februari 1942



Vliegwereld 1 januari 1943



Vliegwereld 1 januari 1943



 





Brood van Albert van Dijk

 

In bijzondere gevallen,  bijvoorbeeld bij een bij geruchten vernomen op handen zijnde verplaatsing of zelfs vertrek, trachten de gevangenen zoveel mogelijk  hun voorzorgsmaatregelen te nemen door van belang geachte zaken in de voering van hun overkleding te verstoppen. Het is waarschijnlijk dat  de stukjes brood op deze wijze het kamp zijn uitgesmokkeld!

Vergeet niet dat heel veel thans onbenullig lijkende zaken, toen een enorme ‘waarde ‘vertegenwoordigde om te overleven, denk alleen al eens aan de bestaande levendige ruilhandel onder de gevangenen.

 

Inleiding

 

In de oorlog werden Nederlanders gedwongen in de Duitse wapenindustrie te werken. Dat is bekend. Minder bekend is dat ze ook moesten werken aan de beruchte V2-raketten. Midden in het Harz-gebergte werkten ze 18 uur per dag in een ondergrondse rakettenfabriek. Tot ze erbij neervielen... Nazi-Duitsland vuurde vanaf 1944 vanuit Nederland raketten af op Londen en Antwerpen. Het was de V2, een revolutionair nieuw wapen waaraan sinds 1936 was gewerkt. De Nazi’s zetten bij de fabricage van de V2 op grote schaal Russen, Fransen, maar ook Nederlanders in die ze uit de concentratiekampen haalden. Daar lag een onuitputtelijke bron van goedkope arbeidskrachten en ze waren ook makkelijk vervangbaar. Als ze onder invloed van de erbarmelijke omstandigheden dood neervielen, kwamen er domweg nieuwe. Andere Tijden sprak met een overlevende.

 

Naar Dora

 

Albert van Dijk zit al een jaar in Buchenwald als op een dag zijn nummer wordt afgeroepen. Hij weet meteen dat het fout zit en dat hij naar Dora moet. "Dora, de naam die we niet durfden uit te spreken. Want van Dora kwam niemand meer terug”, vertelt Van Dijk. "Je wist dat er verschrikkelijke dingen gebeurden. Er gingen gevangenen op transport naar Dora, drie keer in de week. En drie keer in de week kwamen er vrachtwagens terug met lijken. En die lijken zagen er verminkt uit, ze zagen er wit uit, en je vroeg je af: wat is er voor iets verschrikkelijks met die mensen gebeurd?” Het wordt zwart voor zijn ogen.

Van Dijk is in zijn woonplaats Kampen betrokken bij relletjes ten tijden van optochten van de WA en is, zo werd gezegd, ‘omgegaan mit Juden en Judengesindten’. Naar eigen zeggen was in Kampen bekend dat hij niet wilde deugen; zijn vader zei dat ook altijd. Hij wordt naar Duitsland gedeporteerd om te werken via de Arbeitseinsatz. Maar de 19-jarige Van Dijk loopt weg, wordt gepakt en naar Buchenwald gestuurd.

Met tweehonderd gevangenen gaat Van Dijk vanuit Buchenwald op transport naar Dora. Na een dag in een vrachtwagen staat hij op een modderig pad aan de voet van een berg. Een spoorlijn loopt de berg in, het lijkt een tunnel. Er staat één SS-er voor het kamp, dat omgeven is met prikkeldraad. Het eerste wat hij ziet is een stapel lijken. "Ik vroeg me af waar al die lijken vandaan kwamen, bij zo weinig barakken”, herinnert Van Dijk zich. Vlak voor hij de berg inloopt ziet hij een ster, vertelt Van Dijk nu hij weer vlak voor de ingang van de tunnel staat. Het is net of die ster tegen hem knipoogt, zegt hij, "Albert: je komt er weer uit hoor.”

Binnen is het donker, hij ziet niets. Aan het plafond hangen loshangende draden met op een afstand van 50 of 100 meter van elkaar gloeilampen. Hoe dieper de tunnel in, hoe benauwder het is. Er hangt een stofnevel. Na 100 of 200 meter ziet hij aan de rechterkant een grot. Er heeft nèt een explosie plaatsgevonden. Gevangenen zijn aan het werk in dezelfde kleren als hij.

Aan de andere kant van de gang schuift een Kapo een dekzijl opzij. Het is er warm en het stinkt enorm. Het doet hem denken aan verrotte darmen. Dan ziet hij houten boxen, drie hoog. Het zijn slaaphokken. Niet voor iedereen is er ruimte in de boxen. Duizenden mensen liggen hier. De grond is vervuild met uitwerpselen. Daarin liggen de doden, de zieken, de stervenden, degenen voor wie in de boxen geen ruimte is.

 

Boekhouder van de dood

 

Van Dijk is, zoals hij het zelf noemt, de boekhouder van de dood. Omdat hij meerdere talen spreekt, moet hij bij het ochtendappèl de omgeroepen nummers in het Frans en het Russisch herhalen. Wanneer er geen antwoord volgt, zal dat nummer ziek of dood zijn. Van Dijk gaat dan op zoek in de slaapgangen.

"De ontbrekende nummers kreeg ik op een papier en die gingen we zoeken. Meestal vond je ze buiten de slaapholen gegooid door de medegevangenen, voor zover ze gestorven waren. En ontkleed. Of je vond ze stervende in de slaapholen, of op de grond. Voor zover ik ze kon identificeren, schreef ik het nummer op.” Het komt ook voor dat ze niet te identificeren zijn, omdat het jasje met het nummer gestolen is. Van Dijk vindt daar iets op. "Als ze stervende waren, schreef ik het nummer op het voorhoofd. Als ze de volgende dag dood waren en de kleren gestolen waren, had ik toch de goede nummers”, beschrijft Van Dijk zijn lugubere werk. Er sterven zo’n vijftien tot twintig mensen per dag van uitputting.

"We keken de doden eerst in de mond”, gaat de Kampenaar verder. "Ze hadden zo’n klein mondje, een verkrampt mondje. Die mond moest je dan openbreken om te kijken of er nog goud of zilver in zat.” Van de Kapo hadden ze een tangetje gekregen om die tanden uit te breken. Ze vinden niet veel, maar af en toe iets. De Kapo verhandelt dat met de burgers die in het kamp rondlopen. "Hij verkocht het tegen eten of wat dan ook en zo was er soms een belegde boterham beschikbaar of een slok schnapps. Ook voor ons”, zegt Van Dijk.

Hij weet heel snel waar het om draait. Van Dijk is misschien nog maar een paar dagen in de Stollen als hij voor de eerste keer onderdelen ziet van de raketten. "En niet lang daarna zag ik ook achterin de Stollen enorme raketten, veertien meter hoog en misschien wel een meter of twee in doorsnee. Toen wist ik: dat zijn die raketten die tegen de vijand, tegen onze bevrijders moeten worden ingezet. Ik dacht: ‘Als die ter plaatse komen, als die worden afgeschoten op Engeland, dan ziet het er niet best uit.”

Van Dijk vertellt van de drang om te overleven. Voor hem geldt dat hij de zon wil terugzien. Eén keer is hij twee dagen zoek. Hij is in een hoekje gekropen om daar dood te gaan. "Ik heb ze ook zo zien sterven, en ik zocht ook zo’n plaats. Om geen honger meer te hebben, om niet meer te hoeven lijden. Terwijl ik een schrijversbaan had en dichter bij de porties kwam dan anderen, wat ik mezelf nu verwijt.” Maar dan denkt hij weer aan die ster en aan hoe graag hij de zon wil zien. Hij wil niet doodgaan in de gangen, hij wil doodgaan in de zon. Hij zal dus moeten zorgen dat hij het overleeft.

 

Een werkinstrument

 

De Kampenaar vertelt dat de gevangenen als gebroken schopstelen aan de kant werden gegooid. Ze waren een instrument. "Op een gegeven moment zie ik een gevangene die komt aangerend met een kruiwagen met beton. Hij stort zijn beton in een sleuf, maar is zo verzwakt dat hij zelf ook in die sleuf valt. Nog voor hij kan opstaan, klinkt het ‘Los, Los, Los!’ en worden de volgende ladingen beton over hem heen gestort. Hij ligt daar nu nog begraven.”

De eerste keer dat Van Dijk een ophanging zag, herinnert hij zich nog goed. Ze moeten allemaal op de appèlplaats staan. Er staat een galg, zo’n middeleeuws model. Een Russische jongen met een witte doek om zijn hals en een Duitser in een rode broek worden naar buiten gevoerd. De Rus heeft amper door wat hem overkomt als hij op een kruk moet staan en de strop om zijn hals krijgt. Hij roept "Bitte! Bitte! Bitte!”, vertelt Van Dijk, voor de Kapo de kruk wegschopt en de jongen stikt aan de strop. De Duitser in de rode broek springt van de kruk vóórdat de Kapo die met veel misbaar kan wegschoppen en breekt zijn eigen nek. Hij is de Kapo te snel af. "En ik had me zó voorgenomen niet te kijken”, gruwt Van Dijk nu nog, "En ik keek toch!”

 

Bevrijding

 

Na vijf maanden in de Stollen krijgt van Dijk het bericht dat hij zich buiten moet melden, omdat er een brief voor hem is aangekomen. Hij klampt een kampschrijver aan en weet het voor elkaar te krijgen dat hij in de nieuw gebouwde barakken mag blijven. In eerste instantie maakt hij de barakken schoon, later wordt hij ingedeeld bij de Baubrigade die 25 kilometer verderop werkt aan een spoorlijn. Hij maakt daarom de bevrijding van Dora niet mee.

Als in april 1945 de Amerikanen in de buurt komen, sturen de Duitsers Van Dijk per trein maar vooral ook lopend in de richting van Berlijn, voor de Amerikanen uit.

Als Van Dijk uiteindelijk thuiskomt in Kampen, kan hij moeilijk wennen. Hij zal altijd een gevangene blijven, zegt hij van zichzelf. Hij kan niet vertellen over het kamp, het is te moeilijk. Maar ook krijgt hij van velen, waaronder zijn eigen vader, te horen dat het zijn eigen schuld was dat hij daar belandde. "Je was niet zo’n beste hè. Ze hebben je niet voor niets opgesloten.” Op die momenten verlangt hij bijna terug. "Het spijt je dat het prikkeldraad omver gehaald is en je wilde het liefste maar terug, naar de mensen met wie je dit allemaal meegemaakt hebt,” klinkt Van Dijk wrang. Maar toch ook: "Ik ben in het kamp niets kwijt geraakt, ik heb het leven leren kennen.”

 

Bron: Andere Tijden

//anderetijden.nl/aflevering/320/Kamp-Dora

 




T-Stoffcontainer (20 liter).

Deze is gebruikt als brandstofcontainer voor het startmechanisme voor de V1. Deze is gemaakt door het bedrijf Heinrich Ritter, Aluminiumwarenfabrik Werk Esslingen = cba in 1943.

De container is Afkomstig van de V-1 Afvuurlocatie Azelo/Platenkamp. In Almelo zijn in najaar 1944 vier lanceerbanen voor V1 bommen aangelegd door Italiaanse krijgsgevangenen, bij Bolkshoek, Nijreesbos, Maatveld en Platenkamp. De lanceerbanen bestonden uit een betonnen platform, waterput, poeren en de richtplaat. De baan was in gebruik van 15-02-45 tot 30-03-45. Het betrof Feuer Stellung 561, 2 Batterie van Flak Rgt 155.

De kleine container was al in de collectie maar het verhaal erachter was onbekend tot half augustus 2021.

Voor ieder lancering was een hoeveelheid nodig van 60 liter T-Stoff Waterstofsuperoxyde en 5 liter Z-Stoff Kaliumpermagnaat (uit vierkante aluminiumcontainer a 5 liter). T-Stoff en Z-stoff werden samen gebruikt in de Dampfferzeuger (startapparaat voor de V1) ook wel "Schleuderkolben" genoemd.














 

Was Euch Gefällt


In de 2e Wereldoorlog werden de diverse Duitse afdelingen bezocht door muziekgezelschappen. Deze muziekgezelschappen werden uitgezonden door de organisatie "Kraft durch Freude”. De organisatie "Kraft durch Freude” is in het leven geroepen op 27 november 1933. De organisatie had als doel het nazistische beleid aantrekkelijker te maken door het bieden van ontspanning in de vorm van feesten, vakanties en optredens. Dit niet alleen voor arbeiders maar ook voor de militairen in de bezette gebieden.

In 1943 bezocht het gezelschap, onder leiding van Arthur Heess Willrett, in Nederland enkele afdelingen. Het Gezelschap had enkele maanden in Noorwegen rondgetrokken met het programma "Galantes Rokoko” dit tot juni 1943.
Vanaf eind augustus 1943 werd Nederland aangedaan. Het programma dat werd opgevoerd had de naam "Was Euch Gafällt” en duurde circa 2 uur.
Het programma bestond uit 21 onderdelen met zang, dans, muziek en toneel. Het gezelschap bestond uit mannen en vrouwen. Naspeuringen op internet naar de diverse artiesten die medewerking verleenden hebben tot nu toe niets opgeleverd. Naspeuring is ook lastig omdat alledaagse Duitse namen werden gebruikt zoals Heidi Braun. Waarschijnlijk zullen de artiesten artiestennamen hebben gebruikt.

Naar aanleiding van een optreden werd gevraagd of een vertegenwoordiger van de eenheid waarvoor werd opgetreden, een bijdrage wilde leveren aan het reisboek van het gezelschap. Op dit verzoek werd gretig ingegaan. De verschillende onderdelen wilden elkaar de loef afsteken. De ene bijdrage is nog kunstzinniger en mooier dan de andere. Het is niet duidelijk of het boek voor of door Arthur Heess Willrett is gemaakt.
De bijdragen, veelal in gekalligrafeerde teksten zijn vaak voorzien van pentekeningen, aquarellen en andere kunstzinnige uitingen. Naast de diverse kunstwerken zijn er in sommige bijdragen ook stoffen afdelingsemblemen en foto’s verwerkt. De afdelingsemblemen zijn van de Turkistaanse afdeling gelegerd in De Stolpen en RAD-Abteilung 2/173 (Twente). Fotografische bijdragen zijn er van Eine Flakeinheit in der Heide "Haus Erika, Oud-Reemst”, SS-Ausbildungslager "Avegoor", SS Kraftfahrschule 1 Apeldoorn en de mannen van de Kriegsmarine 2./24.S.St.A te Assen.

Een radareenheid van de Nachtjäger Geschwader, gelegerd in Isidorishoeve (Overijssel) schreef op 11 september 1943:
Ihr gabt uns Freude Tanz u. Lieder,
In Euch sahen wir die Heimat wieder.
Wir danken Euch, wünschen weiter viel Glück
Kommt bald wieder nach hier zurück
Deze bijdrage werd versierd met een tekening waarop onder andere het afdelingswapen, een adelaar op een bliksemschicht, te zien zijn.

De Wehrmachtssender Joure schreef op 8 oktober 1943 de volgende bijdrage:
Es war so herrlich und so schön doch jetzt müsst Ihr schon wieder gehen.
Darob aus aller Munde „Bedaure"
Der Wehrmachtssender Joure
Een schilderij (aquarel / inkt) in frisse kleuren, met een molen en 2 zendmasten completeerde deze bijdrage.

Naast de bijdragen van de lokale eenheden werden er ook bijdragen gedaan door de diverse artiesten met daarbij hun artiesten foto.
Een van de laatste bijdragen lijkt en soort van afsluitingsbijdrage te zijn, gemaakt door de leden van het gezelschap. De laatste bijdrage komt uit Groningen en is gedateerd oktober 1943. Om een of ander reden is het boek niet afgemaakt. Achter in het boek zijn de contouren van een nog te maken kunstwerkje te zien.

Het boek is na het vertrek van de bezetter in 1945 achtergebleven in een woning in Groningen. Het boek heeft jaren in een boekenkast gestaan en werd af en toe doorgebladerd. Uiteindelijk is het kunstwerk via Amsterdam in de collectie "Ergens in Nederland 1939-1945” in Emmen terecht gekomen.

 

Foto 1

Foto 2

Foto 3


Foto 4




 

Mobilisatiering

 

Inleiding

 

In de verzameling van Stichting Museum Ergens in Nederland 1939-1945 (Het Museum) zijn een 3-tal mobilisatieringen met als tekst "Mobilisatie 1939”. Deze drie ringen zijn van slechte kwaliteit, waarschijnlijk veel gedragen. De 3 ringen hebben een tekstvlak waarop vaak de initialen van de drager werden geplaatst. Maar er waren ook andere vormen. Wie ze gemaakt hebben is niet helemaal duidelijk maar we gaan er vanuit dat deze ringen in opdracht door juweliers konden worden gemaakt. In "Het Museum” bevindt zich een verzameling mallen/ stempels die gebruikt zijn voor het maken van de mobilisatieringen. Een van de ringenmakers was Clair van Praag Sigaar uit Amsterdam, die in de oorlog nog in Kamp Westerbork terecht kwam. Gedurende de oorlog zijn er Duitse ringen gemaakt die veel op de modellen van de Nederlandse mobilisatiering lijken.

 

De modellen

 

Naast modellen met initialen van veelal de drager zijn er ook ringen met de symbolen van de diverse eenheden. Zo zijn er op internet modellen te vinden met de symbolen van de Mariniers, Artillerie en Grenadiers. In de collectie van "Het Museum” is een mal te vinden met daarop de Nederlandse helm.

De modellen zijn veelal opgebouwd uit 3 onderdelen, dat is de voorplaat van de ring, zijsymbolen en achterteksten.

Ook zijn er modellen die lijken op de mobilisatieringen maar die later in de oorlog voor Duitse eenheden zijn gemaakt. Hiervan is nog foto van beschikbaar.

 

Wie hebben de ringen gemaakt

 

Bij een beperkte literatuurstudie is weinig gevonden over het maken van deze mobilisatieringen. Ik ga ervan uit dat deze ringen door juweliers/ zilversmeden werden gemaakt in opdracht. Wel kan het zijn dat er ook modellen op voorhand zijn gemaakt waar dan alleen de initialen konden worden ingegraveerd.

De mallen voor mobilisatie ringen

 

In "Het museum” zijn de volgende mallen te vinden:
 

Geschiedenis van een ringenmaker

 

Jan de Lange uit Sleen is eigenaar geweest van de mallen en heeft ze ooit gekregen van een juwelier die bevriend was met een oude joodse mevrouw uit Amsterdam. Daar komen ook die stempels vandaan, deze mevrouw Clair van Praag Sigaar (16-10-1916) zat in het verzet. Het bedrijf waaronder die mevrouw sieraden produceerde heette Clavapra,

 

Toen Clara van Praag Sigaar, dochter van Mozes en Lientje van Praag Sigaar-Jacobs, in mei 1944 in kamp Westerbork aankwam gingen er nog transporten naar het Oosten; daar zou pas in de herfst van dat jaar een eind aan komen. Clara van Praag Sigaar had het geluk dat ze met een niet-Joodse man was getrouwd: Thom de Klerk. Nog op de dag van aankomst diende Clara het verzoek in om ‘Rűckstellung wegen Mischehe’ te krijgen, een verzoek om niet op transport te hoeven omdat ze gemengd gehuwd was. Alhoewel gemengde huwelijken volgens de nazi’s verwerpelijk waren, bood hun beleid ten aanzien van deze huwelijken voor Clara in Westerbork uitkomst: op 2 juni 1944 werd besloten dat ze voorlopig niet op transport hoefde.

 

Bij aankomst in kamp Westerbork kreeg Clara een grote "S” op de mouw gespeld. Ze was strafgeval, waarschijnlijk omdat ze zich niet vrijwillig had gemeld toen ze een oproep kreeg (of was ze opgepakt voor verzetsdaden: EZ). Clara was op 20 maart 1944 van huis gehaald door de Sicherheitsdienst, die op zoek waren naar een neef van Clara die bij haar onderdak had gekregen. Na gevangenschap in Amsterdam werd ze overgebracht naar Westerbork.

 

In kamp Westerbork wist Clara al vrij snel weer van haar "S” af te komen, iets wat ze na de oorlog aan bemoeienis van de leiding van het Concertgebouworkest weet. Haar man Thom was fagottist bij het orkest. Ze trouwden in 1938 en gingen aan de Dintelstraat 116, tweehoog wonen. Thom de Klerk was een bekend musicus, later maakte hij furore als fagotbouwer. Hij stond aan de wieg van het Nederlands Blazers Ensemble. Na de oorlog kreeg De Klerk meerdere onderscheidingen (Groot-Brittannië, Frankrijk) voor moedig gedrag. Waar hij die onderscheidingen voor ontving weten we niet.

 

Nadat kamp Westerbork op 12 april 1945 bevrijd was bleef Clara nog tot 22 juni in het kamp. Aanvankelijk kreeg ze de leiding over een groep NSB-vrouwen: na de bevrijding van Nederland werd kamp Westerbork een interneringskamp voor onder andere leden van de Nationaal Socialistische Beweging.

 

Clara stuurde haar man Thom op 10 mei, zijn verjaardag, een briefje met felicitaties en het verzoek om bij diverse instanties langs te gaan om haar ontslag uit kamp Westerbork te bespoedigen. Hier bleek echter geen sprake van. In tegendeel: op 24 mei werd Clara in Westerbork gearresteerd door mannen van Vrij Nederland op verdenking van samenwerking met de SD.

 

Clara werd overgebracht naar Utrecht waar ze werd verhoord. De conclusie van het rapport van dit verhoor luidde dat er geen bewijzen waren voor de beschuldigingen. Clara werd begin juni terug gestuurd naar kamp Westerbork waar ze aldus nog tot 22 juni moest wachten voor ze naar Amsterdam mocht terugkeren. Ze ging weer aan de Dintelstraat wonen.

 

Aan het huwelijk tussen Clara van Praag Sigaar en Thom de Klerk kwam al snel na de Tweede Wereldoorlog een einde. De echtscheiding werd in oktober 1946 uitgesproken. Thom vertrok in november van dat jaar naar de Noorderstraat waar hij ging samenwonen met Willeke Blomert, operazangeres, met wie hij in juni 1947 trouwde.

 

Clara van Praag Sigaar heeft in de oorlogsjaren een groot deel van haar familie verloren: haar moeder stierf in Amsterdam in 1942, haar vader, haar zus Rachel, de man van Rachel, Joseph Űberfeld, en hun dochter Sylvia werden in juli 1943 in Sobibor vermoord. Meerdere ooms en tantes en de meeste neven en nichten van Clara werden eveneens vermoord.

 

Clara verhuisde in 1964 naar de Gerrit van der Veenstraat 78 II. Op datzelfde adres woonde toen al de Zwitser Johannes Buhrs die in 1962 van de Dintelstraat 116 2 naar de Gerrit van der Veen straat verhuisd was. Of Clara en Johannes een relatie hadden weten we niet; Johannes is in 1981 naar Costa Rica vertrokken.

 

Clara van Praag Sigaar is in 1985 in Amsterdam overleden.

 

De mobilisatieringen en de bezetters

 

Gedurende de oorlog zouden er Duitse ringen zijn gemaakt die veel op de modellen van de Nederlandse mobilisatiering lijken.  Daarvan heb ik nog geen exemplaren gezien. Ik ben wel in overleg met en Duitse verzamelaar die aangeeft dergelijke ringen te hebben.

 

 

Bronnen:

Internet; Kamp Westerbork, bevrijdingsportretten; Clara van Praag Sigaar




Mal nr 6.



Mal nr. 7

Mal nr. 9

 

Mobilisatieringen 






Mallen voor maken van de mobilisatieringen


Mal nr. 1


Mal nr. 2

Mal nr. 2



Mal nr. 3


Mal nr. 4


Mal nr. 5





Mal nr. 8


Mal Nr. 11



Uniformjas van Officier der Mariniers Gerard Wilhelmy Damsté
Gerard Wilhelmy Damsté is op 28 oktober 1905 geboren te Zandvoort. Gerard was de zoon van Reinder Frederik Carel Wilhelmy Damste (1865-1944), sigarenfabrikant en Johanna van der Velden (1869-1931). Gerard is getrouwd op 9 augustus 1932 te ’s-Gravenhage met Johanna Jacoba Manse (geboren 1901). Ze hadden één zoon en één dochter.
Gerard had als marine stamboeknummer 2.038.
Zijn promotie volgde in 1923 als eerste groep die de 4 jarige opleiding Zeedienst en Mariniers volgden. Op 16
augustus 1927 is Gerard bevorderd tot 2e Luitenant der Mariniers, op 16 augustus 1929 tot 1e Luitenant der Mariniers en op 16 augustus 1940 tot Kapitein der Mariniers.

Gerard bevond zich in 1941 in Nederlands Oost-Indië op het eiland Java. Hij was bevelhebber van een afweerdek aan boord van de Hr. Ms. De Ruyter. Tijdens de slag in de Javazee op 27 februari 1942, ging Hr. Ms. De Ruyter ten onder waarbij Gerard is omgekomen.



Hr. Ms. De Ruyter

 


De jas van Luitenant der Mariniers Gerard Wilhelmy Damsté


Gerard Wilhelmy Damsté



Gerard op Java 1941


 

    
Materiaal van 1
e piloot, 2e Luitenant James
Egnatius, Urban, nr. 0676878.
Op 11 januari 1944 is hij neergestort omstreeks 12:35 bij Exloo. Er werd gevlogen in de B24-H (Liberator) nr. 42-52123 (Thirty Day Furlough)  IG 713
de Squadron van de 448ste
 Bomb Group met als basis Sheething Nfk. in Engeland. Het doel die dag was Muhlenbau und Industrie AG (MIAG) Amme-Werke te Braunschweig. In deze fabrieken werd gewerkt aan vliegtuig de Messerschmitt Bf 110. Op die dag zijn 76 Bommenwerpers ingezet voor dit doel. In Braunschweig waren die dag 110 doden te betreuren. Bij dit ongeluk zijn alle 10 bemanningsleden om gekomen. Na het ongeluk zijn de bemanningsleden begraven in Odoorn en vervolgens in Margraten. Uiteindelijk is de bemanning overgebracht naar Zackery Taylor National Cemetery in Louisville, Kentuckey ze liggen begraven op de locatie Plot: I 185 en Group Bur. Plot: I 185-7.
Het uniform is zijn dienstuniform uit de tijd dat hij nog diende in Amerika. De familie van Urban is bij de onthulling van het monument in Exloo uitgenodigd en heeft spullen van James E. Urban hier achtergelaten. In het museum is nog meer van James E. Urban te vinden. Net als wat wrakstukken van het toestel.

klasseboek opleiding Urban 1943, Urban staat linksonder......

 

 



 









Operatie Amherst
(Luchtlanding in Drenthe door Franse Special Air Service SAS vanaf de nacht van 7-8 april 1945)

De Stengun 9mm Mk V van majoor Jean Salomon Simon
van de Special Air Services, stafcompagnie van de 3e Regiment de Chasseurs Parachutistes (operatie Amherst).
Majoor Jean Salomon Simon is gewond geraakt bij de gevechten in Spier. Tijdens de gevechten in Spier had hij een Brengun overgenomen van zijn gesneuvelde collega sergeant Claudius Francois Campan. Hij werd in zijn hoofd geraakt. Gewond werd hij afgevoerd naar Hogeveen alwaar hij overleed. Zijn stoffelijk overschot is overgebracht naar Coevorden, waar zich de SAS militairen naar de acties verzamelden. In Coevorden is hij begraven. De begrafenis is begeleid (erepeloton) door de verzetsgroep van Coevorden onder leiding van de heer Wolbers. De Heer Wolbers zou destijds dit wapen gekregen hebben.


Het graf van Simon, Jean Salomon in Kapelle Biezelinge

 






Majoor Jean Salomon Simon


Gedenkplaats in Spier waar majoor Simon gewond is geraakt.

 

Operatie Amherst (Luchtlanding in Drenthe door Franse Special Air Service SAS vanaf de nacht van 7-8 april 1945)

Parachutistenhelm achtergebleven in Gasselte.
De typische parachutistenhelm (model met stoffen kinband) is het model dat door de SAS para's werd gedragen bij operatie Amherst in Drenthe.

De Fransen die landen bij Gasselte veroveren het hoofdkwartier van het Nationalsozialistische Kraftfahr Korps (NSKK), dat gevestigd is in de pastorie van Gasselte. Vanaf oktober 1944 is deze eenheid van Duitse Aan- en Afvoertroepen daar gelegerd. Het zijn nagenoeg allemaal Nederlandse vrijwilligers. Bij deze actie komt de Franse korporaal Fernand Begue om het leven. De para's trekken zich met hun gesneuvelde kameraad en gevangengenomen Duitsers terug in de bossen. Vervolgens nemen de Duitsers weer bezit van hun hoofdkwartier en nemen alle mannen van Gasselte gevangen en sluiten hen op in het witte kerkje van Gasselte.Uiteindelijk worden zestien mannen afgevoerd naar Assen op beschuldiging van hulp aan de vijand. Zij worden op 13 april daar bevrijd door de Canadese troepen. Bégue, afkomstig van Madagaskar, wordt - gewikkeld in een parachute- begraven in de bosrand. Nadat de Canadezen zijn gearriveerd, wordt hij begraven op de plaatselijke begraafplaats. Uiteindelijk heeft hij zijn laatste rustplaats gevonden op Madagaskar. Bij de oprit van de pastorie is een monument geplaatst. (tekst: drentheindeoorlog.nl) 



Helm 


Helm, merk, maat en jaartal


Helm binnenzijde


Operatie Amherst (Luchtlanding in Drenthe door Franse Special Air Service SAS vanaf de nacht van 7-8 april 1945)

Brief, "vrijgeleide" aan Hilbrand Löhr afgegeven door de gemeente Westerbork.
Hilbrand Löhr verzorgde contacten tussen de Franse parachutisten en de Canadezen / Polen in Coevorden. Hiervoor maakte hij hachelijke tochten door vijandelijk gebied. De gemeente Westerbork heeft Hilbrand hiervoor de vrijgeleide verstrekt.



De brief van de gemeente Westerbork


Operatie Amherst (Luchtlanding in Drenthe door Franse Special Air Service SAS vanaf de nacht van 7-8 april 1945)

Rugzak (model Bergen)
Dit model is specifiek voor commandotroepen achtergebleven in Drenthe.




Rugzak, model Bergen


Operatie Amherst (Luchtlanding in Drenthe door Franse Special Air Service SAS vanaf de nacht van 7-8 april 1945)

Oplichtende halsdoeken achtergebleven in Drenthe.
In het aanvalsplan van operatie Amherst werd de geel oplichtende halsdoeken specifiek benoemd als uitrusting voor deze operatie. Hiermee konden de para's in het donker elkaar vinden. Als de groepen verenigd waren werden de halsdoeken verborgen. Na de gevechten werden de halsdoeken weer zichtbaar gedragen als een soort ereteken. Op de oude foto's en films van de bevrijding van Drenthe kom je soms de para's met hun gele halsdoeken tegen.



Het halsdoek om de hals


Uitgevouwen halsdoek

Operatie Amherst (Luchtlanding in Drenthe door Franse Special Air Service SAS vanaf de nacht van 7-8 april 1945)

Eenheidsvlag van de Franse SAS.
De eenheidsvlag bestaat uit de kleuren van de Franse vlag en het Kruis van Lotharingen, het symbool voor de vrije Fransen en overgenomen door het verzet.

De vlag is achtergebleven bij Hooghalen.

Bij Hooghalen lande een groep Franse para's met daarbij ook 4 Nederlandse
commando's voor onder meer het leggen van contacten met het verzet (Jedburghteam). Het Jedburghteam, dat bij Hooghalen landde, had de pech al snel twee man te verliezen. Majoor Harcourt werd gevangengenomen en op 30 april uit het krijgsgevangenenkamp Wesermünde bij Bremen bevrijd)en kapitein Bestebreurtje brak bij de landing een enkel. Kapitein Ruysch van Dugteren echter maakte contact met het verzet. Het lukte hem via zijn sergeant-radiotelegrafist Somers een wapendropping in de regio te bewerkstelligen.
(bron: go2war2.nl)





Eenheidsvlag SAS uit Hooghalen...

Operatie Amherst (Luchtlanding in Drenthe door Franse Special Air Service SAS vanaf de nacht van 7-8 april 1945)

Bankbiljet
In Coevorden is het bankbiljet achtergelaten met de volgende opschrift: (vertaald) Een souvenir van een Franse Parachutist op terugweg van een missie in Holland langs Coevorden, vriendelijke groeten, Peintre 13 april 1945.

Coevorden was een verzamelplaats van de Franse parachutisten na de gevechten. Onder andere is Majoor Simon in Coevorden begraven die in Spier gewond was geraakt en in Hoogeveen gestorven. 



Bankbiljet




Operatie Amherst (Luchtlanding in Drenthe door Franse Special Air Service SAS vanaf de nacht van 7-8 april 1945)

Commando mes, Fairbairn - Sykes gevechtsmes uit 1942 gemaakt door J. Clarke & Son uit Sheffield.
  
De familie Oldenbeuvink in Eesergroen zat in de oorlog diep in het verzet, ze waren bezig met wapendroppingen, onderduikers en ... contact met de Franse parachutisten. De familie was nog in het bezit van een commando mes van een van de parachutisten.




Dolk

Operatie Amherst (Luchtlanding in Drenthe door Franse Special Air Service SAS vanaf de nacht van 7-8 april 1945)

X-type Model II parachute met legbag.
De heer K.H. Kuipers was onderduiker in het bos bij Meppen. Iedere morgen werd van hol in het bos verlaten om te gaan werken bij de boern in Nooitgedacht. Op 8 april lag 's morgens de bosrand bezaaid met parachutes, containers en andere uitrustingsstukken. Een parachute is in een lagbag gepakt en meegenomen naar het hol en heeft verder jaren op zolder gelegen. Af en toe met familiedagen werd de parachute bij mooi weer opgelaten in de wind.



Parachute X-type

 



Parachutenummer


Legbag

Operatie Amherst (Luchtlanding in Drenthe door Franse Special Air Service SAS vanaf de nacht van 7-8 april 1945)

Bodemvondsten:
- Rugzak model bergen.
Dit model is specifiek voor commandotroepen.
- Parachutesloten 
Onderdeel van de X-type parachute, om de riemen snel los te kunnen maken
- Legbag
Een tas die mee werd genomen bij het springen en zat aan een lange touw met daarin een deel van de uitrustingsstukken.
- Reddingsgordel
Omdat er gesprongen werd in een gebied met veel sloten en kanalen droegen de parachutisten bij het springen een reddingsgordel.

Het verhaal over de bodemvondsten gaat als volgt. In Borger woonde iemand die allerlei spullen had verzameld in de ochtend van 8 april 1945 in de omgeving en naar Borger had gebracht. Een kennis sprak daarop het persoon aan met de opmerking dat hij oorlogsbuit had en dat de Duitsers hem zouden straffen als het werd aangetroffen. Bovendien zou het man naast een NSB-er hebben gewoond. Bang geworden zijn alle spullen in een gat gegooid en begraven. Jaren na de oorlog is het materiaal weer opgegraven.



Resten rugzak model Bergen



Parachutesloten



Legbag


Resten van zwemgordel





Seinpistool dat is achtergebleven op de Soemba (Sternsignalpistle Modell SL, Walther 1936).
De Soemba is gemaakt in Foxhol in de provincie Groningen en heeft zijn proefvaart in april 1940. Het vrachtschip is door de Kriegsmarine omgebouwd (april 1941) tot een Schwere Artillerie Träger 'SAT 6' en ingezet in de Oostzee. Het schip is in 1946 weer als Nederlandse vrachtschip in dienst genomen. Het wapen heeft een extra Kriegmarine wapennummer dat begint met en "O". Deze "O" staat voor Ostsee Marine. Bij werkzaamheden op het schip is dit seinpistool aangetroffen.


Seinpistool Ostseeflotte

 





De Soemba





Briefje van A/Majoor R.A. Colquhoun van The Lake Superior Regiment.
Op 5 april lagen de Canadezen voor Coevorden. De Bentheimerbrug was opgeblazen en de Canadezen konden niet zo maar Coevorden binnen trekken. Verzetsmensen en burgers (waaronder de heer Bekman uit Coevorden) kwamen bij de Canadezen terecht met het verzoek Coevorden binnen te trekken omdat de stad door de Duitsers verlaten was. De Canadezen zijn niet op de uitnodiging ingegaan en hebben de Coevordenaren terug laten gaan. Begeleid met een handgeschreven briefje van de majoor. Ze waren met 7 personen. Op 6 april werd er een brug gelegd en werd de stad binnengetrokken door de Canadezen. 



Baretembleem The Lake Superior Regiment

 









Het briefje handgeschreven door majoor R.A. Calquhoun.



De Canadezen van het Lake Superior Regiment trekken Coevorden in.





Helm en veldcommunieset van Honrary Captain Francis (Frank) Walker Armstrong van de Queens Own Cameron Highlanders of Canada.
Frank zat vanaf 1940 in het Canadese leger en tijdens de eerste jaren werkte hij als priester in een krijgsgevangenenkamp in Canada. Op zijn eigen verzoek werd hij naar Engeland gezonden. Hij miste D-Day omdat men hem, met zijn 44 jaar, te oud vond voor de invasie in Frankrijk. Vrij snel kwam hij weer bij zijn afdeling terecht. Vanaf Caen via Belgie kwam hij uiteindelijk in Groningen terecht. Nadat de vijandelijkheden waren gestaakt op 7 mei 1945 werd Frank bevorderd tot honorary Majoor. Tot januari 1946 verbleef hij in Europa en ging vervolgens weer naar Canada terug. Frank overleed in 1986 op 86 jarige leeftijd.

Door het programma War Junk (Canadees programma) is er onderzoek gedaan naar de helm in de collectie van het museum. Daarbij is men in contact gekomen met de zoon van Frank, Doug Amstrong. Doug Armstrong is met zijn vrouw en kleinzoon het museum komen bezoeken en daarbij is hij verenigd met de helm van zijn vader. Als dank heeft hij de veldcommunieset van zijn vader in het museum achtergelaten.

De aflevering van War Junk Holland waarin de helm en de veldcommunieset weer samenkomen na zoveel jaar is te zien in de onderstaande link.


https://youtu.be/B2kc3QttscY
  








De helm en de veldcommunieset van Padre  Francis (Frank) Walker Armstrong 


Naam in de helm: FW Armstrong Camerons of Canada   Padré


Opnames War Junk in het museum




Schaal achtergebleven na een inkwartiering in Beilen.
De schaal is achtergebleven in Beilen na inkwartiering van Duitse soldaten bij de gezusters Lulofs aan de Kruisstraat te Beilen. Ze hadden daar een manufacturenzaak.







Schaal achtergebleven na een inkwartiering





Vliegercap van piloot Gerd Roeloffzen.
Op 28 augustus 1934 haalde Gerd Roeloffzen zijn vliegbrevet. Eind december 1935 zag hij op een vlucht plotseling de propeller vlak voor z'n neus stilstaan en maakte hij een benauwde noodlanding. Op de middag van de derde dag van de oorlog, 12 mei 1940 werd hij met z'n kist (Fokker CV met registratienummer 592) door Duitse Messerschmitt’s neergeschoten. Wonder boven wonder overleefde hij deze strijd.
NB. Op 28-7-1933 heeft C.M. Schreij een ongeluk gehad met een Fokker C5 met registratienummer 592 zie uniformjas van 1e luitenant C.M. Schreij.


Het wrak van de 592.....








Vliegercap van Gerd Roeloffzen



Tekening van de Fokker CV met het nummer 592





Poëziealbum van Inge Winter (kamp Westerbork).
Inge Winter is op 7 februari 1931 geboren in Essen (Duitsland). Omdat vader Ernst Winter Joods was (alhoewel hij protestants was geworden) vluchtte hij kort na de Kristallnacht uit zijn land. In april 1939 volgden Inge en haar moeder Käthe Emma Landwehrkamp hun vader en kwamen ze samen terecht in Arnhem. Na te zijn opgevangen in Reuver, Schoorl, Elspeet en Sluis, kwam het gezin in juli 1940 aan in het vluchtelingenkamp Westerbork. Waar de het best naar haar zin had, zo was er een school en werd er en operette opgevoerd waarin Inge mee mocht spelen. Voor haar verjaardag in 1941 kreeg Inge per post het poëziealbum van de familie Kropf. In de kampperiode schreven vele vriendinnetjes in het kamp een bijdrage in het poëziealbum. Ook kreeg ze dat jaar een zilveren ring voor haar verjaardag met haar initialen, gemaakt van een kwartje. Op 14 juli 1942, de dag voor het eerste transport uit Westerbork naar Auschwitz, vestigde het gezin zich in Amsterdam. Omdat enkel vader Joods was en zogenaamd gemengd gehuwd was, mocht het gehele gezin het kamp verlaten.



Het poëziealbum wordt weer teruggegeven aan Inge Winter maar ze geeft het direct terug ten behoeve van het museum







Het poëziealbum van Inge Winter met bijdrages van kinderen die ook in het kamp zaten.


Op haar 10e verjaardag in het kamp Westerbork kreeg Inge Winter een ringetje. Dit ringetje met haar initialen is gemaakt van een Nederlands kwartje. Op de achterkant is het hoofd van koningin Wilhelmina duidelijk zichtbaar.





Marine Uniform van 1e luitenant C.M. Schreij

C.M. Schreij is geboren op 28 oktober 1907 te Rotterdam.
In 1927 en 1928 heeft hij zijn dienstplicht vervuld bij de Koninklijke marine.
Bij Koninklijk Besluit, is hij met ingang van:
- 1 april 1928 benoemd tot Ltz. 3e klasse KMR de adelborst bij deze reserve.
- 14 maart 1931 is benoemd tot Ltz. 2e klasse KMR.
- 1 juli 1933 eervol ontslag verleend.
- 1 juli 1933 is benoemd bij het reserve personeel der Landmacht bij het Wapen der Infanterie, tot Reserve 1e Luitenant voor Speciale Diensten bij het Vrijwillige Landsstormkorps Luchtwachtdienst.

C.M. Schreij heeft gevaren o.a. op de Z6 (1928) en de Nautilus (1931). Hij heeft in de periode 1928-1930 gewerkt op de Holland Amerika Lijn als 3e stuurman. In 1931 heeft hij gediend bij de Marine Visserij Inspectie. In de periode 1932-1934 heeft hij gevlogen bij de luchtvaartdienst.

Op 28-7-1933 heeft hij een ongeluk gehad met een Fokker C5 met registratienummer 592
NB. Het zelfde toestel waarmee piloot G. Roeloffzen op 12 mei 1940 door een Duitse jager werd neergeschoten (zie vliegercap van G. Roeloffzen).

Vanaf 1934 heeft hij gevlogen bij de KLM onder andere regelmatig naar Indië.
Op 27 september 1938 is hij opgeroepen  voor de "Voor- Mobilisatie” en op 5 oktober 1938 is hij opgeroepen voor "De Mobilisatie”.
Op 9 december 1939 is C.M. Schreij verongelukt tijdens een lesvlucht op Schiphol met de Lockheed Super Electra 14 PH-APE "Ekster”.
Bij de ramp komen alle 4 inzittenden om het leven. C.M. Schreij wordt op 14 december 1938 op de begraafplaats Crooswijk te Rotterdam begraven onder aanwezigheid van diverse delegaties van o.a. de Luchtstrijdkrachten en de Marine Luchtvaart Dienst.
In december 1939 doet de Raad der Luchtvaart nog een uitgebreid onderzoek naar de ramp met de Ekster.








Uniformjas van 1e luitenant der marine Cornelis Menne Schreij

Cornelis Menne Schreij in het uniform



Het vliegtuig waarmee C.M. Schreij een ongeluk gehad heeft.


 

Rugzak van Rolf Schoch

Land: Duitsland

Type: Rugzak Tornister RZM

Gemaakt door: RZM L???

Jaartal: 1/1938

Eigenaar: Leutnant Rolf Schoch

De rugzak van Rolf Schoch gevonden op een rommelmarkt in Zwolle. In de rugzak was naast een oud label ook een nieuwe adreslabel in de rugzak zat, beide met de zelfde naam. Er is contactgezocht en gevonden! Van Rolf is een uitgebreid verslag van zijn ervaringen rond de oorlog ontvangen een enerverend verhaal. Hieronder volgt een korte uittreksel van het uitgebreide verslag.

Tijdlijn Van Rolf Schoch:

1-4-1939: Bij de Jungvolk van de Hitlerjugend

Zomer 1939, 1940 en 1941: Vrijwilliger EHBO in Pommern

3-1942: Pre militaire ski-opleiding

6-1942: Ordonnans bij Schnellkommando van de politie van Essen

7, 8 en 9 1942: Reichsarbeitsdients (Boisheim/Niederrhein)

12-1942 – 8-1943: Soldaat in Noorwegen (Pantserartillerie)

8-1943 – 9-1943: Soldaat in Frankrijk (Pantserartillerie)

10-1943 – 12-1943: Soldaat aan het Oostfront (Pantserartillerie)

12-1943 – 5-1944: Fahnenjunker bij een Artillerieschool in Frankrijk

5-1944 – 6-1944: Oberfahnrich bij een gemotoriseerde resereve-eenheid (Dortmund, Hamm)

7-1944: Opleiding op Ruiterschool in Potsdamm-Krampnitz

8-1944: Reserve-eenheid (Bereden artillerie) in Lingen/Ems

9-1944: Artilleriewaarnemer aan het Westfront (Belgie / Nederland)

In september 1944 was Rolf waarnemer bij Artillerie Batterij 5/176 ondergebracht bij Luftwaffe Regiment 22. Op 17 september 1944 (begin operatie Market Garden) heeft Rolf hulp gezocht in de plaats Meers (Limburg) nadat er geen verbinding meer was met zijn afdeling. Daarvoor heeft Rolf ook nog de Maas over gezwommen. Rolf klopte aan bij een huis met de vraag waar de Duitsers waren. Omdat Rolf licht gewond was en natte kleding aan had (zonder laarzen) is hij binnengelaten om hem te verzorgen. Tijdens het verzorgen is Rolf ontwapend en is hij onder schot gehouden, dit alles terwijl het verzet, die in het huis een bijeenkomst had, de kamer binnenviel. Na enkele dagen is hij aan de Amerikanen overgedragen en is hij in GBT in krijgsgevangenschap geweest. Op 5 maart 1948 was Rolf Schoch weer is Essen.

 





De rugzak van Rolf Schoch

  
 

Het label in de rugzak van Rolf Schoch
 


Rolf Schoch



Kandelaar uit en Lits wagon 



de kandelaar uit de treinwagon die in het bos stond

Kandelaar....

Op 2 januari 1945 vestigde zich het opperbevel van de Wehrmacht onder General der Flieger Christiansen zich in Emmen. Hij had een klein vliegtuig klaar staan om te vertrekken, verder stond er een luxe salonwagen in de bossen. Op 8 april 1945 vertrok de generaal uit Emmen in alle vroegte per trein naar Emden. De salonwagen van de generaal bleef in Emmen achter in de bossen. De Salonwagen werd later geplunderd door omwonenden en daarbij werd deze kandelaar buit gemaakt.


een foto van het gebruik van een Lits wagon


 



182501 bezoekers (334486 hits) sinds 20-5-2016
Powered by webXpress